Buyl vervolgt zijn betoog door te wijzen op het blijvend gevaar van Duitsland, dat de afgesloten verdragen niet respecteert, een groot leger blijft onderhouden en niet ontwapent. Duitsland is ‘in niets veranderd’ en hoopt op revanche. Buyl en Raemaekers lijken elkaar gevonden te hebben op dit thema. Ook Raemaekers verkondigt graag aan wie het wil horen dat de Duitsers uit zijn op revanche en klaarstaan om België opnieuw binnen te vallen.6 Buyl maakt, om zijn stellingen te ondersteunen, uitgebreid gebruik van citaten uit de Duitse pers. ‘Ja’, vervolgt hij, ‘wij Belgen, zijn partijgangers van de algemeene ontwapening, […] maar omdat wij een klein volk zijn, mogen wij niet de eerste ontwapenen!’ ‘De meest elementaire voorzichtigheid’ legt de Belgen op om de ‘krijgslasten’ pas te verlichten ‘wanneer onze grenzen en onze rechten op even doelmatige wijze kunnen verdedigd worden door de internationale politie als door ons nationaal leger.’
Het brengt hem bij een van de hangende kwesties van het moment: ‘den duur van den legerdiensttijd’, waarbij hij het opbod van de verschillende partijen over de verkorting van de legerdienst aanklaagt. De voorstellen over de zesmaandendienst vindt hij een gevaar voor de veiligheid van het land. Hij wijt het gebrek aan enthousiasme over de legerdienst aan de ‘legenden […] die ontstonden in den tijd dat […] alleen de armen dienstplichtig waren’ en de katholieke regeringen ‘ze heel den tijd van hun verblijf in de kazerne in hunnen droevigen toestand van misdeelden’ lieten. Maar sinds de wapenstilstand hebben de liberalen Fulgence Masson en Albert Devèze als minister van Oorlog/Landsverdediging zich ingezet om de situatie van de soldaten te verbeteren, zowel materieel, zedelijk als intellectueel. En ook in de toekomst zal verder gewerkt worden aan het comfort en welbevinden van de dienstplichtigen, net als aan gevarieerde voeding. Samengevat: ‘De kazerne van vandaag is niet langer een schrikbeeld, noch voor de zonen, noch voor de ouders; het is een school die onder een wetenschappelijke leiding staat’. Besluiten doet Buyl met een oproep om goed, maar vooral ook waakzaam te zijn: ‘Wij zijn het aan onze Martelaren, aan het Vaderland, aan ons zelf verschuldigd ons te wapenen tegen een nieuwen aanval terwijl wij arbeiden aan den heropbouw van ons land. Geen Belg, waardig van dien naam, zal aan dien heiligen plicht tekort komen!’