Op 7 april komen De Meyer, De Clercq en Verhulst aan bij het Brusselse Hotel Métropole, waar de vergadering plaatsvindt. Ze worden er opgewacht door Victor Sabbe, LVV-voorzitter en volksvertegenwoordiger, en door Julius Hoste jr., senator, directeur van Het Laatste Nieuws én LVSV-erevoorzitter. Hoste staat bekend als een gematigde en pragmatische leopoldist en ook Sabbe is geen tegenstander van de koning. Beiden kennen de anti-leopoldistische ingesteldheid van de drie LVSV’ers. Onder andere verwijzend naar de Vlaamse uitslag van de volksraadpleging, de ‘moeilijke positie waarin de Vlaamse liberale politieke verantwoordelijken zich hierdoor [bevinden]’, ‘het feit dat de Liberale partij gedomineerd [wordt] door Franstaligen die veel sterker antikoningsgezind [zijn] dan de Vlaamse liberalen’ en naar ‘de mogelijke nefaste electorale gevolgen voor de Vlaamse liberalen indien zij hun Franstalige partijgenoten […] zouden volgen’, vragen ze het drietal zich ‘te onthouden van iedere tussenkomst en stilzwijgend de vergadering bij te wonen’, zo getuigt Verhulst later.1
Zowel Hoste en Sabbe als De Meyer en Verhulst weten niet dat het dan eigenlijk al te laat is: De Clercq heeft afspraken gemaakt met de top van de Landsraad en heeft een toespraak op zak. Begin jaren 2000 getuigt Willy De Clercq dat hij vóór het congres telefoon kreeg van de privésecretaresse van Henri Liebaert, liberale minister van Financiën, behorend tot de Gentse bourgeoisie, en een kennis van de familie De Clercq. Liebaert, een overtuigd tegenstander van de koning, laat aan De Clercq vragen tijdens het congres in anti-leopoldistische zin tussen te komen.