Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.
Uitgelicht

Voorzitter Motz en de verkiezingsnederlaag van 1946

De parlementsverkiezingen van 17 februari 1946 zijn, zacht uitgedrukt, geen succes voor de Liberale Partij. In het tijdschrift Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij maakt nationaal voorzitter Roger Motz de balans op. Tegelijk grijpt hij de gelegenheid aan om te pleiten voor verandering.

Sébastien Baudart
23 augustus 2024

Uit De Nieuwe Gazet, 19 februari 1946, p. 1. Bij de definitieve zetelverdeling verliezen de liberalen nog een zetel aan de socialisten.

‘De zwaarste nederlaag sedert een halve eeuw’

‘De zwaarste nederlaag […] die zij sedert een halve eeuw heeft geboekt’, noemt Motz de verkiezingen van 1946 voor de liberalen. Hoewel hijzelf pas sinds november 19441 aan het roer van de partij staat, is zijn dramatische vaststelling helemaal terecht. Bij deze eerste verkiezingen na de Tweede Wereldoorlog duikt de partij onder de tien procent. Het aantal liberale Kamerleden ten opzichte van 1939 valt terug van drieëndertig naar zeventien. De liberalen worden voor de eerste keer slechts de vierde partij in het parlement, na de CVP/PSC (92 zetels), de socialisten (69 zetels) én de communisten (23 zetels). Van de uittredende coalitie - socialisten, liberalen, communisten en christelijk gezinde UDB’ers (Union Démocratique Belge / Belgische Democratische Unie)  - onder leiding van socialist Achille Van Acker, zijn de liberalen de grote verliezers. Ook Motz zelf verliest zijn zetel als volksvertegenwoordiger, al wordt hij wel opgevist als provinciaal senator.

De omstandigheden volgens Motz

Motz’ beschouwingen over de verkiezingsuitslag verschijnen in de Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, een partijtijdschrift gericht aan de partijleden en -militanten, maar ook aan de pers en het grote publiek. Als burgerlijk mijningenieur van opleiding fileert Motz de situatie op opvallend nuchtere wijze. Hij heeft namelijk genoeg ‘profeten’ gehoord, met ‘talrijken en gewoonlijk tegenstrijdigen uitleg’. Hij start dan ook met een rationele analyse naar de ‘redenen der nederlaag’ en maakt een onderscheid tussen internationale en binnenlandse oorzaken, permanente en occasionele elementen en, ten slotte, de onvermijdelijke zaken ‘ten opzichte van die waaraan kon worden verholpen’.

Om te beginnen zit volgens hem de algemene tijdsgeest tegen: ook in onder andere Groot-Brittannië en Frankrijk leden de liberalen bij recente naoorlogse verkiezingen zware verliezen. In veel Europese landen verdelen de kiezers zich in twee grote ‘tegenover elkaar gestelde’ blokken: de conservatieven en klerikalen aan de ene kant en de ‘socialistisch-communistische coalitie’ aan de andere kant. De liberalen zijn daar het slachtoffer van. Andere negatieve omstandigheden die Motz aanhaalt zijn de ‘overhaaste’ ontbinding van het parlement en de daaropvolgende vervroegde verkiezingen, de verspreiding van een antiliberale campagne onder de jeugd, het omvangrijke campagnebudget van oppositiepartij CVP, de repressie van de economische collaboratie - die liberale kiezers naar de CVP gedreven heeft - en de te grote concentratie van de inspanningen van de regering op het statuut van de arbeiders, waarbij de burgerij en middenstand wat vergeten werden.

 

‘een gematigd socialisme is steeds gevaarlijker voor de Liberale Partij dan een doctrinair socialisme’

(Roger Motz)

Roger Motz, 1948.

Waar de kiezers naartoe zijn

De liberalen hebben volgens Motz meer stemmen verloren aan de CVP dan aan linkse partijen, maar vooral in de grote steden stelt hij vast ‘dat duizenden liberalen voor de socialistische lijsten hebben gestemd’. Hij ziet daar twee verklaringen voor: de uittredende liberale ministers konden wat betreft populariteit en prestige niet op tegen premier Van Acker en de minister van Buitenlandse Zaken, Paul-Henri Spaak. Bovendien profiteerden vooral de socialisten van de goede verwezenlijkingen van de regering-Van Acker, terwijl ‘al het twijfelachtige op het passief der liberalen werd gebracht’. De jeugd heeft ook vooral socialistisch gestemd, onder andere door het gebrek aan liberale jeugdorganisaties en als gevolg van de ‘realistische politiek’ van Van Acker.

Daarnaast, vervolgt Motz, heeft de Liberale Partij altijd geteerd op het prestige en de uitstraling van haar leidende figuren, onder wie velen tijdens of kort na de oorlog overleden zijn. De liberale lijsten hebben geleden onder de afwezigheid van onder anderen François Bovesse, Victor de Laveleye en Arthur Vanderpoorten. Daar komt nog de verdeeldheid binnen de Liberale Partij bovenop, al vindt Motz het wel een opluchting dat nog niemand ‘een nieuwe Liberale Partij van rechts’ heeft opgericht: liberale CVP-kiezers zijn terug te halen, kiezers die hun gading vinden bij een nieuwe liberale partij niet.

Roger Motz, 1946.

De conclusies volgens Motz

Voor Motz is het duidelijk: de Liberale Partij is haar publiek kwijt, ze heeft minder invloed in de rijkste bevolkingslagen en vertegenwoordigt enkel nog de middenstand (en in bepaalde gebieden de landbouwers). Dit in tegenstelling tot de CVP, die brede lagen van de bevolking aanspreekt, en de BSP, die zowel bij arbeiders als bedienden (‘het politiek rijp zijnde gedeelte der arbeidende standen’) weerklank vindt. De Kommunistische Partij is voor het ‘mistevreden proletariaat’ en de ‘revolutionaire elementen’ uit ‘alle maatschappelijke klassen’. De Liberale Partij zou er volgens Motz goed aan doen om haar aandacht meer op de middenstand te richten, zonder de ‘belangen der andere maatschappelijke standen te verwaarloozen’. De partij moet haar ambities meer focussen, meer bepaald ‘tot de zone van politieke en sociale actie waar zij het meest kans heeft op slagen’.

Motz noemt de Liberale Partij van vóór 1939 ook de ‘slechtst ingerichte onzer groote nationale partijen’ en grijpt de slechte verkiezingsuitslag aan om te benadrukken dat een reorganisatie van de partij meer dan welkom is, met een sterkere centrale organisatie, een sterke verbinding tussen de partij en haar parlementsleden, en met leden van het partijbureau die als ‘verbindingsagenten’ optreden tussen dat partijbureau en de arrondissementsfederaties. Er zijn ook meer liberale tussenkomsten in het parlement nodig, een reorganisatie van de liberale jeugd, en de oprichting van een ‘nieuw intellectueel centrum’ om het partijprogramma ‘nieuwe kracht’ te bezorgen. Ook de oprichting van een nieuw tijdschrift over de ‘liberale leer’ is nodig.

Er zijn nog andere mogelijkheden, maar er moet snel tot actie overgegaan worden, meent hij: de CVP is namelijk onderweg naar de absolute meerderheid, vooral als het vrouwenstemrecht binnenkort wordt goedgekeurd. Het doel: ‘de 50.000 à 100.000 stemmen terug te winnen die wij ten voordeele van de KVP [sic] hebben verloren. Het weder onttrekken van stemmen aan de socialisten zou niets veranderen aan het essentieel en hoofdzakelijk vraagstuk der volstrekte meerderheid in België.’

La Flandre Libérale van 18-19 februari 1946.

Twee liberale persstemmen

Ook enkele liberale editorialisten becommentariëren de verkiezingsnederlaag. In Het Laatste Nieuws van 19 februari betoogt directeur Julius Hoste dat de liberale nederlaag op basis van ‘voeling’ met de kiezers enigszins te voorspellen was, al werden deze ‘ongunstige vooruitzichten’ nog overtroffen. Hij wijt de nederlaag vooral aan een gebrek aan identiteit van de liberalen ‘tusschen uiterst rechts en uiterst links’. Zijn oplossingen? ‘Een meer zelfstandige houding’ op alle vlakken, propaganda ‘die zich ook richt tot het volksgemoed’, een Brusselse lijst ‘waarop ook de Vlaamsche kiezers beter hun gading zouden vinden’ en ‘een vooruitstrevende sociale politiek, zonder toegevingen aan de marxisten’. Hij hoopt op een snel liberaal herstel, omdat anders ‘het materieel en moreel herstel zelf van de natie in het gedrang komen’.

In La Flandre Libérale van 18 februari 1946 noemt hoofdredacteur Armand Behets de liberale achteruitgang de nederlaag van de gematigden. Hij wijt ze onder andere aan de regeringsdeelname, die weliswaar nodig was om orde op zaken te stellen. Hij verwijt de CVP een demagogische campagne en de recuperatie van voormalige Rex- en VNV-stemmen. Het naoorlogse kiespubliek is volgens hem ook vooral op zoek naar zekerheid, en niet naar vrijheid (het centrale thema van de liberale verkiezingscampagne). Die zekerheid vinden de kiezers bij de linkse en rechtse uitersten. Maar, stelt hij, de liberale strijd gaat door. Ook met minder parlementsleden.

Roger Motz, 1948.

Werk aan de winkel

Voorzitter Motz - die als 41-jarige een nieuwe politieke generatie2 vertegenwoordigt - heeft dus heel wat werk om de situatie binnen de partij recht te trekken. Een harde werker is hij niet, een autoritaire leidersfiguur evenmin. Wel een pragmatische, realistische, oplossingsgerichte en breed gerespecteerde gids met een sterke en innemende persoonlijkheid. Een voorzitter die reflecteert over de liberale waarden en die als sociale liberaal zijn partij in het ideologische midden blijft positioneren. Hij heeft wel duidelijke meningen en grenzen, maar een ideologische scherpslijper is hij niet. Binnen de partij staan de eenheid en het tegengaan van dissidenties voorop, naar andere partijen toe is hij een voorstander van dialoog en inleving in het standpunt van de tegenstanders.

Omzendbrief van de Liberale Partij over de nationale lidkaarten, 10 november 1949. Archief Hilaire Lahaye.

Ondanks dat ‘voorzichtige’ profiel beweegt er wel het een en ander. Zeer snel na de verkiezingen, in april 1946, richt de partijleiding een reorganisatiecommissie op, die wijst op het gebrek aan activiteit van vele lokale associaties en arrondissementsfederaties én een aantal praktische aanbevelingen doet. Op de algemene vergadering van oktober 1947 mag Motz de oprichting van een persdienst en een studiebureau aankondigen. Eind 1948 zet de algemene vergadering het licht op groen om vanaf 1949 te werken met nationale partijlidkaarten. Dit is tegelijkertijd een poging om het ledenbeheer te centraliseren en om financiële campagnemiddelen te genereren. Vanaf 1951 worden de partijorganen versterkt met een Uitvoerend Bureau / Bureau Exécutif. Ook het door Motz gewenste ‘nieuw intellectueel centrum’ krijgt vanaf 1950 langzaam vorm, al duurt het tot 1956 voor het Paul Hymans Centrum als studiecentrum van de liberalen uit de startblokken schiet.

Motz als oppositieleider op de cover van Pourquoi Pas? van 31 oktober 1947. Tekening door Jacques Ochs.

Een oppositiekuur levert de nederlaag van 1946 niet onmiddellijk op: na enig aarzelen besluiten de liberalen om mee te werken aan de drieledige regeringen van socialisten, communisten en liberalen onder leiding van Achille Van Acker en Camille Huysmans. Vanaf eind maart 1946 besturen die een jaar lang het land. Pas vanaf maart 1947 (tot augustus 1949) volgt een oppositiekuur tegen de rooms-rode regeringen van Paul-Henri Spaak, die de liberalen aangrijpen om het inhoudelijke programma aan te pakken. In oktober 1947 keurt de algemene vergadering van de Landsraad van de Liberale Partij het Handvest van het huidig Liberalisme/Charte du Libéralisme contemporain goed, dat in acht concrete punten de basisprincipes van de partij in de verf zet. De kiesstrijd van 1949 en 1950 gaan ze in met een sterke focus op één zeer concreet - en electoraal lonend - thema: de fiscus, en meer bepaald een belastingvermindering van 25 %.

De boodschap van de Liberale Partij voor de kerkgangers. Affiches voor de parlementsverkiezingen van 26 maart 1961.

Steeds actiever binnen de internationale liberale beweging - hij wordt voorzitter van de Liberale Internationale in 1952 - stopt Motz begin 1953 als voorzitter van de Liberale Partij, om vanaf december 1958 een comeback te maken. In het verlengde van het Schoolpact stuurt hij de liberalen richting levensbeschouwelijke openheid. Hij wil graag een hergroepering van de politieke krachten op basis van sociale, economische en politieke thema’s realiseren: de verdediging van de menselijke vrijheid versus het collectivisme, zonder extra religieuze breuklijn. ‘De Liberale Partij eerbiedigt de godsdienst’, is te lezen op een van de affiches voor de parlementsverkiezingen van 1961, waarop kerkgangers eveneens te lezen krijgen dat ze ‘in eer en geweten’ ook liberaal kunnen stemmen. Deze verkiezingen van 1961 leveren echter niet het verhoopte resultaat. Een teleurgestelde Motz treedt af en geeft op 6 mei 1961 de fakkel door aan de 47-jarige Diestenaar Omer Vanaudenhove.

Vanaudenhove, die sinds 1955 grote bekendheid verwierf als minister van Openbare Werken, maakt het werk af, laat de oude Liberale Partij vervellen tot de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang/Parti de la Liberté et du Progrès (PVV/PLP) en stuwt ze met zijn strakke leiderschapsstijl en gecentraliseerde organisatie bij de parlementsverkiezingen van mei 1965 naar 48 Kamerzetels - meer dan een verdubbeling - en 21,61 % van de stemmen. Motz, die als erevoorzitter en vertrouweling van Vanaudenhove de situatie in de partij op de voet blijft volgen, maakt deze historische overwinning echter niet meer mee. Hij overlijdt op 27 maart 1964.

Bronnen, noten en/of referenties

Archief Liberale Partij/Parti Libéral - Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) / Parti de la Liberté et du Progrès (PLP) (archief nr. 15): nrs. 20, 22, 25, 31, 32.

Databank ‘Belgische verkiezingsuitslagen’.

Sébastien Baudart, ‘Zestien liberalen op drift’, in: Liberas Stories, geraadpleegd 1.7.2024.

Armand Behets, ‘La leçon d’un scrutin’, in: La Flandre Libérale, 18 februari 1946, 1.

Marc D’Hoore, ‘De Liberale Partij als organisatie van 1914 tot 1961’, in: Het Liberalisme in België. Tweehonderd jaar geschiedenis, eds. Adriaan Verhulst en Hervé Hasquin (Brussel/Gent: Paul Hymanscentrum/Uitgeverij Delta/Liberaal Archief, 1989) 83-90.

Julius Hoste, ‘Na de verkiezingen. Nog meer tegenstellingen?’, in: Het Laatste Nieuws, 19 februari 1946, 1.

‘M. Roger Motz. Le Parti libéral s’en va-t-en guerre’, in: Pourquoi Pas?, 37, nr. 1509 (31 oktober 1947): 2803-2804.

‘M. Roger Motz, ministre d’Etat, est mort’, in: Le Soir, 28 maart 1964: 2.

Roger Motz, ‘Beschouwingen over den uitslag der wetgevende verkiezingen’, in: Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, 1, nr. 8-9-10 (januari-februari-maart 1946): 185-190.

Roger Motz vivant ([Bruxelles: PLP, 1964]).

Jean Stengers, ‘De confrontatie van de partij met het algemeen enkelvoudig stemrecht: 1919-1961’, in: Het Liberalisme in België. Tweehonderd jaar geschiedenis, eds. Adriaan Verhulst en Hervé Hasquin (Brussel/Gent: Paul Hymanscentrum/Uitgeverij Delta/Liberaal Archief, 1989) 127-128.

Joseph Tordoir, ‘Motz, Roger’, in: Nouvelle Biographie Nationale 9 (Bruxelles: Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 2007) 271-275.

Joseph Tordoir, Roger Motz (1904-1964). Une figure du libéralisme belge et européen parcours (Bruxelles: Archives Libérales Francophones du Centre Paul Hymans, 2004). 

Jacques Van Offelen, Les libéraux contre Léopold III. Les débats secrets des partisans de l'abdication (Bruxelles: Didier Hatier, 1988) 39-40.

1. Vanaf november 1944 als plaatsvervangend voorzitter ter vervanging van Fernand Demets, die minister geworden was. Het congres van 23 juni 1945 duidt Motz definitief aan als voorzitter.

2. Hij zetelt wel sinds de tweede helft van de jaren 1930 in het Bureau van de Liberale Partij.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Sébastien Baudart, "Voorzitter Motz en de verkiezingsnederlaag van 1946", Liberas Stories, laatst gewijzigd 02/09/2024.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op