De conclusies volgens Motz
Voor Motz is het duidelijk: de Liberale Partij is haar publiek kwijt, ze heeft minder invloed in de rijkste bevolkingslagen en vertegenwoordigt enkel nog de middenstand (en in bepaalde gebieden de landbouwers). Dit in tegenstelling tot de CVP, die brede lagen van de bevolking aanspreekt, en de BSP, die zowel bij arbeiders als bedienden (‘het politiek rijp zijnde gedeelte der arbeidende standen’) weerklank vindt. De Kommunistische Partij is voor het ‘mistevreden proletariaat’ en de ‘revolutionaire elementen’ uit ‘alle maatschappelijke klassen’. De Liberale Partij zou er volgens Motz goed aan doen om haar aandacht meer op de middenstand te richten, zonder de ‘belangen der andere maatschappelijke standen te verwaarloozen’. De partij moet haar ambities meer focussen, meer bepaald ‘tot de zone van politieke en sociale actie waar zij het meest kans heeft op slagen’.
Motz noemt de Liberale Partij van vóór 1939 ook de ‘slechtst ingerichte onzer groote nationale partijen’ en grijpt de slechte verkiezingsuitslag aan om te benadrukken dat een reorganisatie van de partij meer dan welkom is, met een sterkere centrale organisatie, een sterke verbinding tussen de partij en haar parlementsleden, en met leden van het partijbureau die als ‘verbindingsagenten’ optreden tussen dat partijbureau en de arrondissementsfederaties. Er zijn ook meer liberale tussenkomsten in het parlement nodig, een reorganisatie van de liberale jeugd, en de oprichting van een ‘nieuw intellectueel centrum’ om het partijprogramma ‘nieuwe kracht’ te bezorgen. Ook de oprichting van een nieuw tijdschrift over de ‘liberale leer’ is nodig.
Er zijn nog andere mogelijkheden, maar er moet snel tot actie overgegaan worden, meent hij: de CVP is namelijk onderweg naar de absolute meerderheid, vooral als het vrouwenstemrecht binnenkort wordt goedgekeurd. Het doel: ‘de 50.000 à 100.000 stemmen terug te winnen die wij ten voordeele van de KVP [sic] hebben verloren. Het weder onttrekken van stemmen aan de socialisten zou niets veranderen aan het essentieel en hoofdzakelijk vraagstuk der volstrekte meerderheid in België.’