Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.
Perspectief

De Vlaamse liberale beweging en genderquota

Dat vrouwen vandaag steevast op de eerste of tweede plaats van kieslijsten staan en dat kieslijsten paritair samengesteld zijn, is het resultaat van een stapsgewijs proces van onderhandelen achter de schermen binnen een evoluerende tijdsgeest. Vanwege het gelijkheids- en vrijheidsbeginsel is het aanvaarden van kiesquota voor de Vlaamse liberalen nooit een evidente zaak geweest.

Nyala Nauwelaers
7 juni 2024

Hoewel er tot dusver nog geen sprake is van een ‘paritaire democratie’ waarbij er ‘een evenwichtige verdeling van de macht tussen de geslachten en dus een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in alle besluitvormingsorganen van het openbare leven’ is1, is het aantal vrouwen in de Belgische politiek sinds de jaren 1990 wel fors gestegen. De politieke vertegenwoordiging van vrouwen in België lijkt over het algemeen, op enkele uitzonderingen na, de goede kant op te gaan. Hierdoor is het debat omtrent de politieke genderquota ook tijdens het verkiezingsjaar van 2024 een actueel onderwerp.2

Volgens de quotawetgeving van 2002 zullen ook tijdens deze verkiezingen maatregelen doorgevoerd worden om de vertegenwoordiging van de vrouw in de Belgische politiek te garanderen. Het invoeren van de Belgische quotawetgeving heeft een lange en complexe geschiedenis. Onder politici en binnen de talrijke politieke partijen zijn genderquota doorgaans een sensitief onderwerp. Dit artikel gaat specifiek in op de moeilijke verhouding van de Vlaamse liberale beweging tegenover genderquota. In deze debatten verdienen de getuigenissen van prominente figuren binnen de politieke liberale vrouwenbeweging, zoals Annemie Neyts, Iris Van Riet en Marleen Vanderpoorten, bijzondere aandacht.

Affiche van de Nationale Federatie der Liberale Vrouwen voor de parlementsverkiezingen van 26 maart 1961.

De rijke historiek van liberale vrouwenverenigingen

In de jaren 1920 wordt de gemeentepolitiek door de mannelijke liberale elites gezien als een ‘leerschool’ voor vrouwen. Daarom drukt de Liberale Partij op haar congres van 1920, na de toekenning van het vrouwenkiesrecht op gemeentelijk niveau, de wens uit dat over het hele land liberale vrouwenorganisaties en liberale vrouwenafdelingen van lokale groepen gevormd zouden worden.

In 1921 wordt de eerste overkoepelende liberale vrouwenvereniging opgericht onder de naam Union des Femmes Libérales de l’arrondissement de Bruxelles. In 1923 ziet vervolgens de Fédération Nationale des Femmes libérales/Nationale Federatie der Liberale Vrouwen het levenslicht. Samen met de naamsveranderingen van de partij verandert deze overkoepelende vrouwenvereniging meermaals van naam, en wordt zo in 1962 de Fédération Nationale des Femmes du PLP/Nationale vrouwenfederatie van de PVV. In 1978 splitst de vereniging, de algemene taalpolitieke tendens volgend, op in een Franstalige en Nederlandstalige organisatie. De Nederlandstalige PVV-Vrouwen worden opgericht door Lucienne Herman-Michielsen. Net zoals de partij, verandert de naam naar VLD-Vrouwen in 1992, en naar Open Vld-Vrouwen in 2007.

Naast de federalisering van de nationale overkoepelende politieke vrouwenvereniging in de jaren 1970, zien we in hetzelfde decennium de verdere ontwikkeling van de lokale vrouwengroeperingen. Door het decreet betreffende sociaal-cultureel vormingswerk van 4 juli 1975 moeten de lokale groeperingen beslissen of ze kiezen voor een politieke of voor een socioculturele aanpak. De sociaal-culturele focus staat immers centraal binnen de Socio-Culturele Vereniging van Vlaamse Liberale Vrouwen die wordt opgericht in 1972 en in 1975 officieel wordt erkend als nationale vereniging waardoor ze subsidies kan ontvangen. In 1984 ondergaat de socio-culturele vereniging een naamsverandering tot kortweg Liberale Vrouwen. Sinds 31 maart 2022 functioneert de vereniging onder de naam VVVUUR.

De PVV en interne genderquota (1970-1992)

De eis voor meer vrouwelijke vertegenwoordiging in de politiek komt in de jaren 1970 duidelijk naar voren. Veel politieke partijen hebben de roep gehoord en beginnen zich te richten op het werven van vrouwelijke kandidaten. Maar een eerste stap richting échte evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen kan volgens Annemie Neyts - voorzitter van de PVV-Vrouwen tot 1982 en de eerste officiële vrouwelijke partijvoorzitter van de PVV van 1985 tot 1989 - enkel bereikt worden door de implementatie van verplichte interne genderquota binnen alle partijgeledingen.

In de eerste partijstatuten van de Vlaamse PVV, die verschijnen in 1972, staat expliciet te lezen dat de Vlaamse liberalen als doel stellen ‘de individuele vrijheid te verdedigen’ en ‘aan allen gelijke rechten en gelijke kansen te verzekeren’.3 Op 24 september 1977 publiceert de partij nieuwe statuten waarin dezelfde doeleinden worden vermeld en enkele kwantitatieve aanpassingen worden gemaakt om de interne vrouwenvertegenwoordiging in alle partijgeledingen te bevorderen. Zo wordt opgenomen dat op gewestelijk en plaatselijk niveau organisaties minstens één vijfde van de plaatsen binnen het bestuur moeten reserveren voor de PVV-Vrouwen.4

Tijdens het statutencongres van 15 mei 1982 wordt doorgevoerd dat het partijbureau (het oude dagelijks bestuur) vanaf dan uit minimum één vijfde vrouwen moet bestaan. Daarnaast wordt de één-vijfde-regel doorgetrokken naar de opstelling van de kieslijsten, echter niet in de vorm van een verplichting maar een aantal dat men zou nastreven.5 Volgens Neyts is dit een eerste belangrijke stap:

“Stap één was binnen alle organen van de partij inschrijven dat 1/5de van de mandaten naar vrouwen moesten gaan. Daarop hebben we ons dan gebaseerd om te zeggen dat er voor het samenstellen van de lijsten moest “gestreefd” worden naar eenzelfde percentage. Wat we er niet gingen doorkrijgen, had ik gevoeld, dat was een verplichting.” (Neyts, interview 2024)

 

Op 13 oktober 1985 wordt de één-vijfde-regel voor het eerst toegepast tijdens de nationale verkiezingen maar dit zorgt niet voor significante veranderingen in de vertegenwoordiging. Annemie Neyts krijgt als enige uitzondering de tweede plaats voor de Kamer toebedeeld. Datzelfde jaar wordt ze ook de eerste vrouwelijke voorzitter van de PVV. Tijdens de volgende verkiezingen van 13 december 1987 zijn alle ogen alweer op Neyts gericht als de enige vrouwelijke lijsttrekker.

 In 1981 wordt Neyts verkozen tot volksvertegenwoordiger van het arrondissement Brussel vanop de derde plaats met 1.389 voorkeurstemmen, nog voordat er sprake is van quotawetgeving of van interne quota bij de liberalen. Tot op de dag van vandaag wordt haar verkiezing van 1981 nog steeds als argument gebruikt tégen genderquota. Dit vindt Neyts zelf compleet onterecht:

“De eerste keer ben ik dus verkozen geworden zonder quota, want die bestonden niet, maar dat heeft mij er nooit toe gebracht om aan de andere vrouwen te zeggen ‘quota zijn niet nodig want ik ben er gekomen zonder quota dus jullie moeten dat ook allemaal kunnen.’[…] Dat is een fout argument.” (Neyts, interview 2024)

De VLD streeft naar paritaire vertegenwoordiging binnen alle partijgeledingen (1993)

In 1992 is het tijd voor een frisse wind en wordt de PVV onder impuls van Guy Verhofstadt de VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten), een verruimde liberale partij die zich als centrumpartij wil inzetten voor burgerdemocratie. Voor de liberale vrouwenbeweging - bestaande uit een socioculturele tak met de Socio-Culturele Liberale Vrouwen, een filosofische tak met de denktank Vrouw en Vrijheid en een politieke tak met de VLD-Vrouwen - is het belangrijk dat de vernieuwing van de partij gepaard gaat met een expliciet engagement voor een ‘democratische pariteit waarbij mannen en vrouwen evenwaardig deelnemen aan het politieke bedrijf’. Voor de liberale vrouwenbeweging betekent dit een democratische paritaire vertegenwoordiging van mannen en vrouwen binnen alle geledingen van de partij.6 Daarom dienen zowel de Socio-Culturele Liberale Vrouwen, de vzw Vrouw en Vrijheid als de VLD-Vrouwen, in onderling overleg, voor het statutencongres van de VLD in maart 1993 amendementen in zodat het streefdoel van ‘paritaire vertegenwoordiging binnen alle partijgeledingen’ kan worden opgenomen in de statuten.

Het opnemen van een dergelijke intentieverklaring was geen evidentie. De Statutaire Commissie en het partijbureau van de pas opgerichte partij willen immers radicaal breken met voorbehouden plaatsen voor bepaalde categorieën in de partijbesturen op alle niveaus. Het doel is om de invloed van zuilorganisaties binnen de vernieuwde partij te beperken en de volledige vrije keuze van elk VLD-lid centraal te plaatsen bij bestuursverkiezingen. De minimumvertegenwoordiging voor de PVV/VLD-vrouwen op lokaal bestuursniveau verdwijnt dan ook uit de statuten.7 Marleen Vanderpoorten, voorzitter van de VLD-Vrouwen, reageert op volgende wijze op de plannen van de Statutaire Commissie:

“Als u weet dat 51% van de bevolking vrouw is en u beseft dat, […] het zou kunnen dat er […] na 19 juni in veel, kleinere afdelingen, vooral, praktisch geen vrouwen zullen aanwezig zijn. [Denk ik] dat u nog moeilijk van een democratische partij kan spreken…”8

Onder impuls van de interventies van onder anderen Marleen Vanderpoorten, Annemie Neyts, Antoinette Pecher (namens Vrouw en Vrijheid) en Simone Claes (namens de Socio-Culturele Verenging van Liberale Vrouwen) wordt de paritaire aanwezigheid van vrouwen en mannen in alle partijgeledingen, ondanks het verzet van de commissie, toch als streefdoel opgenomen in de statuten.9

De VLD wordt de enige partij die haar leden de mogelijkheid biedt het partijbureau gedeeltelijk rechtsreeks te verkiezen. Vrouwen kunnen sinds 1993 dus niet langer rekenen op een minimumvertegenwoordiging van één vijfde in het partijbureau. Desalniettemin raken vrouwen, net mede door de rechtstreekse verkiezingen en zonder quota, bij de bestuursverkiezingen vlotter dan voordien verkozen, zo blijkt uit de cijfers. In 1993 worden al meteen negen vrouwen verkozen voor het partijbestuur.10 Zo wordt Annemie Neyts de eerste ondervoorzitter van de VLD.

Cover van het Vrouwenmanifest dat tot stand kwam in de zomer van 1992 onder redactie van Iris Van Riet.

De VLD-Vrouwen keren zich tegen wettelijke quota (1992-1999)

In de zomer van 1992, in de aanloop naar het stichtingscongres van de VLD in november 1992, schrijft Iris Van Riet, directeur van het Vlaams Centrum voor Volksontwikkeling, in opdracht van Marleen Vanderpoorten een Vrouwenmanifest om voor de Vlaamse liberale vrouwenbeweging een algemene liberale visie op de rol en positie van vrouwen te formuleren.11 Tijdens het schrijven stuit ze echter op één grote moeilijkheid: het al dan niet vermelden van wettelijke genderquota voor de Belgische politiek. Van Riet besluit uiteindelijk om wettelijke genderquota op te nemen in het Manifest maar dit expliciet te beperken tot een termijn van één of twee legislaturen. Wanneer de vooropgestelde man/vrouw-verhouding wordt bereikt, moeten ze weer worden afgeschaft.

Tijdens een vergadering van de PVV-Vrouwen in augustus 1992, waarop verschillende leden van de raad van bestuur van de Socio-Culturele Liberale Vrouwen aanwezig zijn, wordt het Manifest besproken. Boegbeeld Lucienne Herman-Michielsen uit echter bezwaar tegen de vermelding  van wettelijke quota omdat het ‘totaal anti-liberaal’ zou zijn. Ze weet de meerderheid te overtuigen waarna het bewuste artikel als enige aanpassing uit het Manifest wordt gehaald. De PVV/VLD-Vrouwen nemen vanaf dan officieel het standpunt in dat de invoering van algemene verplichte genderquota een ‘lapmiddel’ is dat ‘de vrije keuze van mannen en vrouwen aantast’. Dit oordeel van de VLD-Vrouwen over wettelijke genderquota voor kieslijsten verhult eigenlijk de interne debatten en het bestaan van verschillende strekkingen.

Flyer met propaganda voor de kandidaten van VLD-Vrouwen, voor de gemeenteraadsverkiezingen van Maaseik van 9 oktober 1994.

De eerste quotawetgeving die van hogerop wordt opgelegd, is de wet-Smet-Tobback, goedgekeurd op 24 mei 1994, die partijen verbiedt om meer dan twee derde kandidaten van hetzelfde geslacht op de kieslijst te zetten, ongeacht het type verkiezing. De maatregel wordt voor het eerst toegepast op de regionale, federale en Europese verkiezingen van 13 juni 1999. De VLD verzet zich zoals verwacht principieel tegen het wetvoorstel. Vanuit het principe van directe democratie, schrapte de partij in 1993 zelfs uit haar statuten de intentie om zeker één vijfde vrouwen op kieslijsten na te streven (zoals opgenomen in de PVV-statuten van 1982). Het streven naar paritaire vertegenwoordiging op kieslijsten moet volgens de Vlaamse liberalen een spontaan engagement zijn.

 

Voor de VLD-Vrouwen blijft de pariteit in de partijbesturen het belangrijkste, in de veronderstelling dat de plaatsen op de lijsten wel zullen volgen. Iris Van Riet geeft in 1995, bij haar verkiezing als voorzitter van VLD-Vrouwen, duidelijk aan dat ze tegen een opgelegd quotasysteem is en herhaalt in 1998 dat een neutralisatie van de lijststemmen voor de toekenning van de zetels binnen de lijst, waarvoor VLD al langer pleit, een veel democratischer middel is waardoor de voorkeurstemmen voor vrouwen correct kunnen doorwegen.12

Affiche met portretfoto van Iris van Riet en Guy Verhofstadt voor de parlementsverkiezingen van 2003.

Volgens historici Leen Van Molle en Eliane Gubin, tekent zich in de nasleep van de goedkeuring van de wet-Smet-Tobback desalniettemin een generatiekloof af tussen de leden van de VLD-Vrouwen betreffende verplichte quota op de kieslijsten. De oudere generatie ziet het veelal als ‘een noodzakelijk kwaad’ terwijl de jongere generatie, met Patricia Ceysens op kop, zich er grotendeels tegen verzet. Volgens Vanderpoorten is de oudere generatie eerder pro omdat zij uit een tijd komen waarin er heel wat minder vrouwen politiek actief waren, terwijl de jongeren de politiek op die manier niet hebben gekend. Toch haalt Van Riet aan dat deze leeftijd-opdeling niet over de volledige lijn valt door te trekken. Op de vergadering over het Vrouwenmanifest in 1992 in Knokke is het namelijk Herman-Michielsen - die tot de oudere generatie gerekend kan worden - die zich radicaal tegen quota op de kieslijst verzet. Neyts, volmondig pro kiesquota, formuleert de tegenstelling anders:

“Ik denk dat dat meer te maken had met in welke mate men pro-Verhofstadt was of eerder een beetje sceptisch ten opzichte van Verhofstadt. Hij was diegene die vond dat quota niet langer nodig waren, dat dat allemaal vanzelf ging gaan. […]” (Neyts, interview 2024)

 

Affiche van de VLD-vrouwen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006.

Stappen vooruit richting paritaire democratie (2002-2020)

Verhofstadt staat desalniettemin in 2002 aan het hoofd van een paars-groene regering die nieuwe pariteitswetten invoert. Binnen de liberale beweging komt er rond de eeuwovergang meer openheid ten aanzien van dwingende maatregelen om een reëel recht op gelijkheid in te voeren. Tijdens de grondwetswijziging van 21-26 februari 2002 wordt het beginsel van het fundamentele recht op gelijkheid van mannen en vrouwen opgenomen. De grondwetswijziging voorziet ook in een gelijke toegang van vrouwen en mannen in de door de verkiezing verkregen mandaten en overheidsmandaten. In de schoot van de regering-Verhofstadt komt een consensus tot stand rond een beperkt rits-principe, waardoor voortaan op de kieslijsten de eerste twee kandidaten van een verschillend geslacht moeten zijn.  Er worden vervolgens drie quotawetten ingevoerd voor de wetgevende, Europese en regionale verkiezingen. Volgens de wetten mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één, en geldt het rits-principe dus enkel voor de eerste twee plaatsen.

Iris Van Riet, op dat moment senator en nog steeds voorzitter van VLD-Vrouwen, erkent in 2002 in de Senaat dat de drie wetsontwerpen een logische stap zijn na de goedkeuring van de grondwetsherziening.13 Meer dan twintig jaar later blikt ze terug op de moeilijke evenwichtsoefening tussen enerzijds het terughoudende officiële standpunt van de VLD-Vrouwen en anderzijds de gangbaardere positieve houding van de vrouwenbeweging en andere partijen, tegen de achtergrond van het premierschap van Verhofstadt:

“… op dat moment was Verhofstadt eerste minister nota bene, dus een regering waar dat de eerste minister van uw partij [is] die een voorstel op tafel legt om quota in te voeren… ja, ga ik ook niet [tegenstemmen]….” (Van Riet, interview 2024)

Iris Van Riet blijft wel voorstander van het idee om de regelgeving te laten verdwijnen zodra het doel, het doorbreken van het glazen plafond, was bereikt. In 2007 ondergaat de partij opnieuw een naamsverandering. Vanaf 2007 wordt artikel 2 waarin de partij benadrukt te streven naar ‘de paritaire aanwezigheid […] van vrouwen en mannen binnen alle partijgeledingen’ uit de statuten geschrapt.

Na de zesde staatshervorming van 2011 wordt beslist dat de gemeenschappen en gewesten zelf regelgeving mogen doorvoeren betreffende de samenstelling van de kieslijsten voor hun parlementen zolang het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht op een lijst niet groter is dan één. In het Brussels Parlement wordt daaropvolgend vanaf 2020 een bijna-volledig rits-principe doorgevoerd op de kieslijsten, verder bouwend op het beperkte rits-principe van de pariteitswetten van 2002. Dit wil zeggen dat mannen en vrouwen elkaar moeten afwisselen doorheen de volledige lijst.14 Dat deze nieuwe maatregel voor het Brussels en niet voor het Vlaams Parlement werd ingevoerd is voor sommige liberale vrouwen niet verrassend gezien de actuele meerderheden. Khadija Zamouri, ex-Open-Vld parlementslid te Brussel, ziet het Brussels Parlement vandaag veelal als een “links parlement” en het Vlaams Parlement als een “rechts parlement”. Ze benadrukt daarbij ook dat de in Brussel actieve Open Vld-politici soms een andere positie innemen dan de in Vlaanderen actieve Open Vld-politici, aangezien ze binnen een andere sociale en electorale context functioneren.

Liberale (vrouwen)stemmen rond genderquota anno 2024

De gevarieerde standpunten en complexiteit van de Vlaamse liberale beweging tegenover genderquota doorheen hun geschiedenis, tussen mannen en vrouwen, vrouwen onderling, binnen de politieke en/of socioculturele vrouwenverenigingen, de variaties naargelang politieke context, Vlaamse of Brusselse achtergrond en het ideologische verschil tussen enerzijds een “verplichting” en anderzijds een “streven naar” zijn niet te ontkennen. 

Hoe staan prominente liberale vrouwen anno 2024 tegenover genderquota? Een eenduidig antwoord bieden op deze vraag blijkt ook nu een moeilijke kwestie, wat enige historische continuïteit aantoont. De verschillende posities worden nogmaals bevestigd door de veelal tegengestelde standpunten die worden gearticuleerd door enerzijds Annemie Neyts en Khadija Zamouri en anderzijds Marleen Vanderpoorten en Iris Van Riet tijdens interviews in 2024. Daarnaast hebben de partij en Open Vld-Vrouwen momenteel geen openlijk standpunt betreffende genderquota.15

In 2022 komen de socioculturele liberale vrouwen van VVVUUR, onder het voorzitterschap van Zamouri, wél naar buiten met een concreet standpunt dat de soms moeilijke balans tussen het nastreven van de liberale ideologie enerzijds en feministische ambities anderzijds duidelijk aantoont:

“Vanuit ons liberaal gedachtegoed zijn wij geen voorstanders van een doelgroepenbeleid. Vanuit onze strijd voor gelijke kansen […] aanvaarden wij dat het simpele feit dat quota […] nodig zijn om voldoende vrouwen op topposities te krijgen, eigenlijk het probleem zijn. Willen we van quota af, dan moeten we meer doen.”16

De mogelijke afschaffing van quota is dan ook een zeer actueel debat. Zo wordt in de media de vraag gesteld of quota nog wel nodig zijn omdat volgens sommigen een volledige mentaliteitsverandering betreffende vrouwen in de politiek en/of politieke cultuur bereikt zou zijn.17 Vanderpoorten en Van Riet gaan hier tijdens een dubbelinterview mee akkoord.

“Ik denk dat indien we nu de quota zouden afschaffen we niet meer [zouden terugvallen]. Er is zodanig veel gebeurd en ten goede naar de vrouwen toe, dat dat verworven lijkt in mijn standpunt.” (Vanderpoorten, interview 2024)

Ook binnen dit debat lijken de liberale standpunten echter gevarieerd. Zo zijn Neyts en Zamouri, die vermeldt zeer geïnspireerd te zijn door Neyts, standvastig tegen de afschaffing van de genderquota.

“Ik vind dat vrouwen geen enkele verworvenheid mogen opgeven omdat niemand kan voorspellen wat er gaat gebeuren in de toekomst, inclusief in de zeer nabije toekomst.” (Neyts, interview 2024)

Wat de toekomst van genderquota in de Belgische politiek zal brengen, blijft een groot vraagteken, en is binnen de liberale beweging opnieuw geen makkelijke kwestie. Een mogelijke afschaffing of zelfs uitbreiding voor bepaalde groepen in de samenleving en/of het openbreken van de binaire man/vrouw-opdeling, en de houding van de Vlaamse liberale beweging hiertegenover is dan ook mogelijk stof voor toekomstig historisch onderzoek.

Bronnen, noten en/of referenties

Nathalie Boteldoorn en Leen Van Molle, ‘De Gemeentepolitiek als leerschool? Vrouwen in de Oost-Vlaamse gemeenteraden. 1920-1940’ in: BEG-CHTP (1998): 119-142.

Karen Celis en Petra Meier, De macht van het geslacht. Gender, politiek en beleid in België (Leuven/Voorburg: Acco, 2006).

Kris De Beule, ‘Een munt voor Jane Brigode’, in: Liberas.eu, 27 mei 2020. 

Gita Deneckere, Bruno De Wever en Tom De Paepe, Een geschiedenis van België (Gent: Academia Press, 2020).

Kim Descheemaeker,  ‘Vrouwen verenigen’ in: Liberas Stories, laatst gewijzigd 3.6.2021.

Kim Descheemaeker, ‘Feministisch engagement’ in: Liberas Stories, laatst gewijzigd 29.11.2023.

Kim Descheemaeker, ‘De Blauwe Leeuwen in Brussel’ in: Liberas Stories, laatst gewijzigd 4.3.2023.

Kristen De Waele, ‘Vergelijkende studie van de politieke vrouwenbeweging in Agalev en V.L.D’ (licentiaatsverhandeling, UGent, 1994).

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen: ‘Wat is pariteit’, ‘Wet Smet-Tobback’, ‘Pariteitswetten’ en ‘Wijziging van de grondwet’, laatst geraadpleegd 8.5.2024.

Céderic Istasse, ‘Les législations visant à favoriser la participation politique des femmes: évolutions et effets (1994-2022)’, in: Courrier Hebdomadaire du CRISP, 32 (2022).

Karen Majelyne, ‘De Emancipatie en de Discriminatie van de Vrouw binnen de PVV’ (licentiaatsverhandeling, UGent, 1994).

Mia Nysmans, ‘Strategie van de vrouwenbeweging bij parlementsverkiezingen’ in: Res Publica, 19(3), 1977, p. 469-491.

Vicky Van Hyfte, Dit zijn zij. Ons verhaal over 150 jaar liberaal feminisme (Brussel: VVVUUR, 2022).

Leen Van Molle en Elaine Gubin, Vrouw en politiek in België (Tielt: Lannoo, 1998).

Bart Wauters, ‘De rechtstreekse verkiezing van het VLD-partijbestuur’, in: Wilfried De Wachter, Een halve eeuw partijbureau in België (Leuven: Acco, 2005) 35-57.

Sébastien Baudart, ‘Annemie brusselt’ in: Liberas Stories, laatst gewijzigd 13.3.2024. 

Nyala Nauwelaers, Interview met Khadija Zamouri, Liberas, 14 maart 2024.

Nyala Nauwelaers, Dubbelinterview met Marleen Vanderpoorten en Iris Van Riet, Liberas, 19 maart 2024.

Nyala Nauwelaers, Interview met Annemie Neyts, Liberas, 21 maart 2024.

Liberas, Archiefcollectie kernteksten van de liberale partijen (archief nr. 1957), Statuten van de Vlaamse PVV.

Vormingscursus (Socio-culturele vereniging van Vlaamse Liberale Vrouwen, 1988).

Van Riet Iris, Vrouwenmanifest (Vrouw en Vrijheid, 1992).

Liberas, Collectie liberale congressen, Het Statutencongres van de VLD, Kortrijk, 26-28 maart 1993, transcriptie van debatten.

‘Het Wetsontwerp-Tobback’, in: De Burgerkrant, nr. 2 (1 februari 1993).

‘Na vz♂ nu vz♀’, in: De Burgerkrant, nr. 29 (1 november 1995).

‘Vrouwennieuws’, in: Contactblad van de Liberale Vrouwen (30 september 1992).

‘Weg met de lijststem’, in: De Burgerkrant, nr. 59 (1 november 1998). 

Parlementair document nr. 2-1023/3, zitting Belgische Senaat 19 februari 2002.

1. Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, ‘Wat is pariteit’, s.d.

2. Jean-Marie Dedecker, ‘Quota kunnen enkel gedoogd worden zolang het beoogde doel niet is bereikt’, in: Knack.be, 14 januari 2024 (bijgewerkt op 1 februari 2024); Lotte De Backer en Emmanuel Vandenbossche, ‘Kiesquota voor vrouwen zijn niet meer van deze tijd’, in: De Tijd, 15 december 2023 (tijd.be).

3. Liberas, Archiefcollectie kernteksten van de liberale partijen (archief nr. 1957), Statuten van de Vlaamse PVV, 1972-1992, Statuten 1972, p. 1.

4. Liberas, Archiefcollectie kernteksten van de liberale partijen (archief nr. 1957), Statuten van de Vlaamse PVV, 1972-1992, Statuten 1977, p. 10.

5. De partijgeledingen werden herleid naar drie: 1) Het voorzitterschap, het ondervoorzitterschap en het partijbureau 2) de partijraad 3) het partijcongres. Liberas, Archiefcollectie kernteksten van de liberale partijen (archief nr. 1957), Statuten van de Vlaamse PVV, 1972-1992, Statuten 1982, p. 6, 16.

6. ‘Vrouwennieuws’, in: Contactblad van de Liberale Vrouwen (30 september 1992): 24-25.

7. Liberas, Archiefcollectie liberale congressen, Het Statutencongres van de VLD, Kortrijk, 26-28 maart 1993, transcriptie van debatten, Uitspraak Karel De Gucht, p. 5.

8. Liberas, Archiefcollectie liberale congressen, Het Statutencongres van de VLD, Kortrijk, 26-28 maart 1993, transcriptie van debatten, Uitspraak Marleen Vanderpoorten, p. 7.

9. Liberas, Archiefcollectie liberale congressen, Het Statutencongres van de VLD, Kortrijk, 26-28 maart 1993, transcriptie van debatten, Uitspraken Marleen Vanderpoorten, Jeanine Leduc, Annemie Neyts (NN), Didier De Buytst etc., p. 4-15; aanvaarding amendement “streven naar paritaire vertegenwoordiging”, p. 17.

10. Bart Wauters, ‘De rechtstreekse verkiezing van het VLD-partijbestuur’, in: Wilfried De Wachter, Een halve eeuw partijbureau in België (Leuven: Acco, 2005) 43, 54.

11. Iris Van Riet, Vrouwenmanifest, Vrouw en Vrijheid (Brussel: Vrouw en Vrijheid, 1992) 2.

12. ‘Na vz♂ nu vz♀’, in: De Burgerkrant, nr. 29 (1 november 1995); ‘Weg met de lijststem’, in: De Burgerkrant, nr. 59 (1 november 1998).

13. Parlementair document nr. 2-1023/3, zitting Belgische Senaat 19 februari 2002.

14. Belga, ‘Brussels Parlement voegt volledige rits in op kandidatenlijsten of toch bijna’, in: BRUZZ.be, 20.11.2020.

15. Open Vld, ‘standpunten’; Open Vld Vrouwen, ‘Visie’, laatst geraadpleegd op 8.5.2024.

16. Vicky Van Hyfte, Dit zijn zij. Ons verhaal over 150 jaar liberaal feminisme (Brussel: VVVUUR, 2022), 248.

17. Dedecker, ‘Quota kunnen enkel gedoogd worden’; De Backer en Vandenbossche, ‘Kiesquota voor vrouwen zijn niet meer van deze tijd’.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Nyala Nauwelaers, "De Vlaamse liberale beweging en genderquota ", Liberas Stories, laatst gewijzigd 07/06/2024.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op