Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.

Mutualiteit

Het liberaal mutualisme nestelt zich vanaf de negentiende eeuw in het Belgische denken over zorgzekerheid en solidariteit.

Pragmatisch denken in de 19e eeuw

Systemen van onderlinge bijstand en ondersteuning bij inkomensverlies door ongeval of ziekte gaan eeuwen terug. Binnen de middeleeuwse ambachten en gilden werd een solidariteitsprincipe tussen de leden onderling gecultiveerd, waarna doorheen de tijd het aantal maatschappijen van onderlinge bijstand gestaag groeide. De val van het ancien régime na de Franse Revolutie van 1789 en de invoering van De Wet Le Chapelier of het Coalitieverbod in 1791 maakten echter een einde aan deze standen- en beroepsorganisaties. Maar de soep werd ook in die tijd niet zo heet gegeten als ze werd opgediend.

Zowel de Franse, de Nederlandse als de Belgische overheden zijn zich bewust van de sociale noodzaak van onderlinge bijstand en gedogen het voortbestaan van deze netwerken, weze het op beperkte schaal. Gent wordt in die tijd een belangrijk mutualistisch centrum met reeds in 1806 opnieuw een actieve Beurze der Boekdrukkers (letterzetters, drukkers, steendrukker en boekbinders), vanaf 1814 aangevuld met vergelijkbare beroepsorganisaties van spinners, timmerlieden, schoenmakers, steenhouwers, etc. Leuven volgt in 1819 (letterzetters) en in 1820 volgt ook Brussel. Tegen 1850 telt men om en bij de tweehonderd geregistreerde bijstandskassen. Deze proto-mutualiteiten liggen ook aan de basis van het ontstaan van de vakbonden, met de eerste sporen in 1842 in Brussel waar de letterzetters een vakbond binnen hun mutualiteit oprichten. Door de landbouwcrisis halfweg de jaren 1840 en de zware hongerwinter van 1847-1848 neemt de nood aan gestructureerde ondersteuning via een solidariteitssysteem snel toe. Vanaf 1848 dringt Charles Rogier bij de provinciegouverneurs aan op ondersteuning van de oprichting van nieuwe mutualiteiten en plakt daar een steunbudget van de nationale overheid aan vast. Het KB van 16 april 1849 en de wet van 3 april 1851 geven verdere stimulansen, onder meer via de oprichting van de Permanente Commissie voor de Maatschappijen van Onderlinge Bijstand. Maar al bij al blijft de procedure loodzwaar en een veralgemeende invoer blijft uit.

Société Typographique de Secours Mutuels de Bruxelles (°1820)

In 2017 verwerft Liberas het archief van een van de oudste mutualiteiten van België, gesticht op “donderdag 6 januari 1820, feest der Drie Koningen, om 7.30u ’s avonds, in de Nouvelle Porte de Bois in de Petite Rue de la Madeleine” (De Liberale Mutualiteit, 10, nr.1 (1960): 17). Deze hulpkas is opgericht ter ondersteuning van zieke en werkonbekwame werknemers uit de drukkerswereld. Een zekere J.-N.J. Puraye wordt de eerste voorzitter. De beginjaren verlopen woelig en de bijstandskas wordt meer dan eens bedreigd met een scheuring. In 1823 is het de voorzitter zelf die zich aan het hoofd stelt van de malcontenten: “Deze man [Puraye, red.], die vanaf de stichting de belangen verdedigd had met merkwaardige bekwaamheid en stiptheid, gaf het voorbeeld tot ontucht door het bevitten van de toepassing van het reglement en door rumoer te verwekken tijdens de vergaderingen.” (idem, 19). Onder Belgische vlag stabiliseert de werking en vanaf 1834 wordt het business as usual en draait deze mutualiteit mee in de algemene evolutie van de zorgkassen. In 1863 spelen de drukkers een centrale rol in de oprichting van de Brusselse Federatie der Maatschappijen van Onderlinge Bijstand die bij de start 17 van de 18 actieve Brusselse mutualiteiten bundelt. De Société Typographique behoudt haar autonomie tot de Tweede Wereldoorlog, waarna de vereniging onderdeel wordt van de Liberale Mutualiteit van Brabant.

Het archief van deze organisatie bevat onder meer de verslagboeken van 1820 tot 1940 die in detail het boeiende verhaal van de Société vertellen. Ze gunnen ons een blik op de vervelling van een proto-mutualiteit tot een ‘moderne’ ziekenkas en op de hobbelige evolutie die dit aspect van de sociale zekerheid over een periode van meer dan een eeuw kenmerkt.

Verzuiling slaat toe

Deze ontwikkeling kadert ook binnen de toenemende partijstrijd. Liberalen en katholieken nemen bijstandskassen onder hun vleugels in een poging om kiezers en potentiële kiezers aan de eigen partij te binden. In de daaropvolgende verzuilingswoede laten de liberalen het echter afweten. De katholieke zuil vormt zich prominent als eerste, met een belangrijke impuls op de Congressen van Mechelen in 1863, 1864 en 1867. Hierna volgt een heel succesvolle politiek van bonding van ‘geboorte tot graf’ waarin interprofessionele mutualiteiten op het niveau van parochies en wijken een belangrijke rol spelen. De opkomende socialisten volgen twintig jaar later met programmacongressen in 1884 en 1885. De rode mutualiteiten gaan, na een eerste fase van autonomie, deel uitmaken van de brede socialistische strijd en worden, net zoals bij de katholieken, een essentieel onderdeel van de zuilvorming. Bij de liberalen, die op lokaal niveau over een waaier van autonome mutualiteiten beschikken, is het verzuilingsidee an sich niet echt populair. Interne centralisering en reglementering ligt niet in de aard van de liberalen en zij blijven heel lange tijd vasthouden aan een concept waarin (onder meer) mutualiteiten onder een neutraal nationaal orgaan zouden ressorteren. De oprichting van de Lijfrentekas in 1850, opgevolgd door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas in 1865, beide gerealiseerd door Walthère Frère-Orban, is een mooi voorbeeld van hoe liberalen met deze ontluikende sociale zekerheid wensen om te springen.

Edouard Pecher - De stand van de Liberale Mutualiteit (met borstbeeld van Edouard Pecher) op de Wereldtentoonstelling van 1935 te Brussel.

De regering-Jules de Burlet hakt uiteindelijk de knoop door. De wet van 25 juni 1894 regelt de bescherming en de rechten van de mutualiteiten. De regering van Paul de Smet de Naeyer voegt er de wet van 19 maart 1898 aan toe waardoor de financiële steun van de overheid aan de mutualiteiten wordt gebetonneerd. De katholieke achterban is tevreden en richt in 1906 de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten – toen nog de Vereenigingen van Vooruitzicht in België – op. In 1908 volgt de Nationale Vereniging der onzijdige mutualistische bonden van België, het huidige Verbond van Neutrale Mutualiteiten en in 1913 het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten.

Edouard Pecher

In de liberale familie zijn alle ogen intussen gericht op de Antwerpse politicus Edouard Pecher. Niet enkel is hij in het parlement een sleutelfiguur in de debatten over de organisatie van de sociale zekerheid, hij is ook de motor achter de oprichting van een nationale liberale mutualiteitsfederatie. Op 11 en 12 april 1909 congresseren de Liberale Mutualistische Werken voor een eerste keer in Antwerpen, maar voor een eerste resultaat is het wachten op het congres van 14 en 15 augustus 1910 ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Brussel. Op deze Liberale Landdag van Onderlingen Bijstand en Maatschappelijke Werken komen 42 mutualiteits­verenigingen samen met als doel de oprichting van een landelijke federatie. Dit is blijkbaar nog prematuur. Op initiatief van congresvoorzitter Jacques Soogen wordt een voorbereidende Liberale Landelijke Werkliedenvereniging opgericht die de vorming van een federatie moet voorbereiden. Op een congres in Mechelen van 13 tot 15 augustus 1911 worden de laatste plooien gladgestreken en op 22 maart 1914 wordt de Nationale Bond der Vrije Mutualiteitsfederatiën van België opgericht. Merk op dat hier nog steeds sprake is van Vrije Mutualiteiten en niet van Liberale Mutualiteiten, geheel in de lijn van Pechers overtuiging dat verzuiling in deze materie geheel ongepast is. De liberale federatie verdedigt dit standpunt nog decennialang en blijft de vorming van zuilgebonden mutualiteiten betreuren. Edouard Pecher wordt voorzitter en krijgt als ondervoorzitter Paul Lippens, een leeftijdsgenoot met dezelfde sociaal-progressieve ideeën die in Gent wordt klaargestoomd om er de Liberale Associatie een nieuw elan te geven.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog enkele maanden later verhindert een vlotte start. De activiteiten worden de facto pas gestart in 1920. Op een congres op 30 mei zijn 83 maatschappijen aanwezig en zij prikken een datum voor een finaal congres. Op 12 juni 1921 wordt de Nationale Bond der Liberale Mutualiteitsfederatiën van België uiteindelijk opgericht. Pecher neemt nog steeds het voorzitterschap op zich maar nu zonder zijn compagnon de route, aangezien Lippens aan het IJzerfront sneuvelde. En er wordt niet langer getalmd.

Handen uit de mouwen

Het ledenaantal neemt in de startjaren gestaag toe. In 1922 bundelt de federatie zes regionale verbonden met in totaal 11.162 leden, amper een jaar later zijn elf verbonden met 20.103 leden aangesloten, in 1924 gaat het over dertien verbonden met 31.503 leden. Een jaar later rolt het eerste nummer van de voorloper van de Liberale Mutualist (heden LM plus) van de persen onder de neutrale titel De Onderlinge Bijstand.

Pecher is in die periode onvermoeibaar. Naast zijn voorzitterschap van de mutualiteitsfederatie dient hij in 1922 een wetsvoorstel inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering in en in 1925 een wetsvoorstel dat de vrije keuze van verzekeringsinstelling en van verstrekker gewaarborgd moet zijn. In 1926 is hij korte tijd minister van Koloniën maar in december 1926 overlijdt hij geheel onverwacht. Max Glorie neemt de fakkel over en is voorzitter van 1927 tot 1929. Die geeft op zijn beurt in 1929 het voorzitterschap door aan Jules Pecher (de jongere broer van Edouard Pecher) die tot 1965 aan het hoofd van de liberale federatie staat.

Jules Pecher bij het ACLVB in 1948.

Het interbellum staat in hoofdzaak in het teken van interne structurering, rekening houdend met wat de twee andere grote bonden intussen al hebben gerealiseerd. De in de loop van twintig jaar opgelopen achterstand kan ondanks veel inspanningen niet worden ingehaald en de liberale federatie moet zich tevreden stellen met een zwaar bevochten derde plaats. Het ledenaantal neemt desondanks gestaag toe en in 1935 telt de bond 76.585 leden of 201.853 rechthebbenden. Vanuit de Liberale Partij neemt de steun, die in de voorbije jaren niet bijster groot kon worden genoemd, gestaag toe. Partijkopstuk Albert Devèze formuleert het liberale standpunt als volgt: “Is het menselijk wezen, dat geen andere rijkdom bezit dan zijn werkkracht, wel vrij als het in loon van arbeid de waardigheid van het heden en de zekerheid van de toekomst niet kan vinden?” In dat laatste speelt voor de partij vanaf de jaren dertig de mutualiteit een hoofdrol en de partij wil dat ook verder uitbouwen.1

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bevriest die evolutie. Tijdens de oorlogsjaren borduren de tenoren uit de drie zuilen aan een grondige hervorming van de ziekteverzekering en zetten een alomvattend plan op papier.

Dit resulteert in de ondertekening van het Sociaal Pact in 1944. Dit pact betonneert de bestaande pluralistische structuur van het mutualiteitswezen, maar door de introductie van de verplichte ziekteverzekering wordt ook een opening gelaten voor niet-zuilgebonden of neutrale ziekenfondsen. Deze positioneren zich naast de bestaande drie grote mutualiteiten en de versplintering neemt toe. De Liberale Mutualiteit telt op dat moment 70.000 leden en zet zich schrap. Er wordt gezocht naar consolidatie tegenover de concurrenten en die vindt men in diversificatie van het aanbod, zoals een eerste aanzet richting thuisverpleging.

Netwerk

De Federatie bouwt van bij het begin een uitgebreid eigen netwerk van gespecialiseerde diensten met elk een eigen specifieke finaliteit uit. We beperken ons hier tot een staalkaart van de meest markante nationale organisaties. Daarnaast floreert een groot aantal regionale en lokale organisaties die al dan niet rechtstreeks onder de Liberale Mutualiteit of haar provinciale verbonden ressorteert. De meeste zijn sinds 1973-1975 ontdubbeld in het kader van de taalkundige splitsing van de toenmalige PVV.

De oudste dochtervereniging is de Nationale Verzekeringskas tegen de Tuberculose die op het naamgevingscongres van juni 1921 wordt opgericht, in 1931 gevolgd door de Nationale Kas tegen Kanker. Op 14 oktober 1934 wordt de stichtingsakte van de vzw Liberaal Mutualistisch Preventorium ondertekend wat de bouw van de Home Edouard Pecher in Koksijde mogelijk maakt, in de daaropvolgende jaren aangevuld met andere preventoria en sociale vakantieverblijven in onder meer Heist, Sint-Idesbald, Blankenberge, De Panne, Lombardsijde en in het Waalse Baronville, Tihange en Huy. In 1948 worden de Kas voor Voorhuwelijkssparen en de vzw Liberale Gezondheidsinstellingen opgericht. Deze laatste gaat een centrale rol spelen in het verwerven en beheren van het uitgebreide patrimonium voor sociaal toerisme van de mutualiteit. De eigen bouwactiviteiten in het kader van de gezinsvakanties worden vanaf 1974 geleid vanuit de vzw Zomerzon.

In 1964 sticht Herman De Croo het Nationaal Verbond van de Jonge PVV-mutualisten, vanaf 1975 het Nationaal Verbond van Liberale Jonge Mutualisten genoemd, vervolgens de Liberale Jongerenservice en momenteel Crejaksie. Doorheen de jaren blijft de missie identiek: het organiseren van educatieve en recreatieve activiteiten voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen.

In 1960 krijgen de senioren met de Liberale Landsbond van de Gepensioneerden onder leiding van Lucien Courtoy een eigen organisatie (vanaf 1973 de Liberale Bond der Gepensioneerden, vervolgens de Liberale Beweging voor Volksontwikkeling en heden VIEF), in 1970 wordt de Liberale Landsbond van de Gehandicapten (vanaf 2010 de Liberale Vereniging van Personen met een Handicap) gesticht en in 1980 wordt het Liberaal Centrum voor Gezinsbeleid (heden het Liberaal Overleg voor Gezinsbeleid en Algemeen Welzijnswerk), een koepelorganisatie voor een twintigtal liberale sociale organisaties die fungeert als studiecentrum rond gezinsbeleid, opgericht. Het in 1981 opgerichte Liberaal Verbond voor Zelfstandigen ressorteert eveneens onder de Liberale Mutualiteit, net als de in 1982 opgerichte Liberale Vereniging voor Socio-Culturele Werking die focust op de ondersteuning van langdurig zieken en mindervaliden. In 1989 sluit Sportievak, de voormalige Liberale Sport- en Turnbond) zich aan bij de bond. De in 2000 gestichte vzw Liever Thuis LM voor de organisatie van mantelzorg is de voorlopig jongste uitbreiding.

De Liberale Mutualiteit kijkt ook over de eigen landsgrenzen heen en is in 1950 een van de stichtende leden van de International Association of Mutual Benefit Societies, een internationale vereniging van mutualiteiten uit hoofdzakelijk Europa met zetel in Brussel.

Herpositionering in the Sixties

Met de wet Leburton uit 1963 wordt de naoorlogse werking van de mutualiteiten voor een eerste keer grondig door elkaar geschud. Het RIZIV wordt opgericht en de verzekering voor geneeskundige verzorging en de uitkeringsverzekering worden van elkaar gescheiden. De Liberale Mutualiteit telt op dat moment zeventien verbonden in Vlaanderen, Wallonië en Brussel met in totaal meer dan 400.000 rechthebbenden. Lucien Van Maele (voorzitter van 1965 tot 1985) en Emile Flamant (voorzitter van 1985 tot 1994) leiden de landsbond door deze overgangsperiode, ondersteund door een in 1977 opgericht mutualistisch studiecentrum. 

Vergadering met voorzitter Emile Flamant (midden).

Die vernieuwing uit zich onder meer in een verregaande verbreding van de werking. Er komt een uitleendienst voor mindervaliden, speelpleinwerking en sneeuwklassen doen hun intrede en samen met de Jong Mutualisten worden vanaf 1980 vakanties voor mindervaliden georganiseerd in het domein Hoge Rielen (Kasterlee). In het spoor van de wet van 1963 wordt ook de dienstverlening verbreed en combineert de mutualiteit haar traditioneel aanbod met meer en meer taken die kaderen binnen algemeen maatschappelijk werk. In 1982 bereikt de mutualiteit een recordaantal van 663.165 rechthebbenden (551.649 onder werknemersstatuut en 111.516 onder zelfstandigenstatuut), waarna een continue langzame daling inzet.

Richting derde millennium

Onder voorzitter Paul Vandermeulen (1994-2003) volgt de landsbond de snelle evolutie richting consumentensamenleving. Preventie wordt als steeds belangrijker ervaren en de liberale mutualiteit richt het Centrum voor Gezondheidspromotie op dat een sleutelrol gaat spelen in die overgang. In 2003 neemt Roni De Waele het voorzitterschap over. De landsbond telt op dat moment nog 594.623 rechthebbenden (518.176 onder werknemersstatuut en 76.447 onder zelfstandigenstatuut).

In 2016 ondertekenen de ziekenfondsen en de liberale minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Maggie De Block, het Toekomstpact waarin de rol van de ziekenfondsen binnen de gezondheidszorg wordt geherdefinieerd. Centraal staat hierbij een modernisering richting ’gezondheidsfondsen‘. Naast de traditionele aandacht voor ondersteuning en informatie moet in het komende decennium het veel bredere concept gezondheidscoaching centraal komen te staan. Eveneens belangrijk binnen dat pact is de oude droom van stichter Edouard Pecher, met name een begin van een ontzuilde samenwerking tussen de verschillende ziekenfondsen rond bepaalde thema’s. Door de aangegane actieverbintenissen en bijhorende afspraken inzake financiering, waaronder de verhoging van het minimale aantal leden tot 75.000 titularissen, fusioneren in 2019 de mutualiteitsverbonden van Antwerpen, Brugge, Limburg en Vlaams Gewest onder de nieuwe naam Liberale Mutualiteit Plus. Brabant en Hainaut-Ouest smelten eveneens samen en worden LM MUTPLUS, waardoor het aantal ziekenfondsen binnen de Landsbond van Liberale Mutualiteiten daalt van tien naar zes. Anno 2019 telt de landsbond nog 537.990 aangesloten rechthebbenden (469.720 onder werknemersstatuut en 68.270 onder zelfstandigenstatuut).

Bart D'hondt, Liberas, 2021.

Bronnen, noten en/of referenties

1. Albert Devèze, ‘Het sociaal liberalisme’, in: De Liberale Mutualist, 2, nr. 6 (november 1952): 193.

75 jaar sociaal liberalisme. Nationale Bond der Liberale Mutualiteitsfederatiën (sl, 1993).

100 jaar Landsbond van Liberale Mutualiteiten (Brussel: Landsbond van Liberale Mutualiteiten, 2014).

Jan De Clercq, Historiek van de liberale mutualiteiten (Gent, 1984).

Herman De Croo, ‘Over het Nationaal Verbond van de Jonge PVV-mutualisten’, in: De Liberale Mutualiteit, nr. 4 (1966): 187-199.

Georges Delvaux e.a., Honderd jaar sociaal recht in België (Brussel: Ministerie van Sociale Voorzorg en Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid i.s.m. de ASLK, 1987) 125-132.

Joseph Eloy, ‘De balans van de sociale werken van de Nationale Bond der Liberale Mutualiteitsfederatiën van België, in: De Liberale Mutualiteit, nr. 4 (1963): 191-215.

J. Kleykens, ‘La Ligue Nationale des Fédérations Mutualistes Libérales de Belgique’, in: Livre d’Or de la Jeune Garde Libérale de Renaix, ed. Raoul Hantson (Ronse: Jeune Garde Libérale de Renaix, 1935) 111-117.

Liberale Mutualiteit, Jaarverslag 2019 (Brussel: Landsbond van Liberale Mutualiteiten, 2020).

Griet Van Meulder, ‘Mutualiteit en ziekteverzekering in België (1886-1914)’, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 27, nr. 1-2 (1997): 83-134.

Guy Vanthemsche, La sécurité sociale (Brussel: De Boeck-Wesemael (Université), 1994) 13-39.

Dries Verlet, Carl Devos en Tine Boucké red., De blauwe voorzorg. De liberale mutualiteiten tegen het licht gehouden (Antwerpen: Garant, 2006).

‘Vijftigjarig bestaan van de Nationale Bond der Liberale Mutualiteitsfederatiën van België’, in: De Liberale Mutualiteit, nr. 2 (1964): 115-160.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Bart D'hondt, "Mutualiteit", Liberas Stories, laatst gewijzigd 07/07/2021.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op