Een van de verklaringen voor de aanvankelijk harde opstelling van de liberalen, is het verzetsverleden van de partij, en het persoonlijke oorlogstrauma van partijkopstukken.10 Van Glabbeke zelf is actief geweest in het verzet en tweemaal aangehouden door de Duitsers. Omer Vanaudenhove, de latere partijvoorzitter, heeft als gevolg van verzetsactiviteiten bijna anderhalf jaar in concentratiekampen doorgebracht, en is pas in mei 1945 door de Russen bevrijd.11 Wie dergelijke ontberingen geleden heeft, heeft het moeilijk om ‘profiteurs’ van de oorlog zomaar te vergoelijken.
Het verzet - de weerstand tegen de Duitse bezetting - gebeurt clandestien, door middel van geheime organisaties en op risico van leven en dood.12 Verzetsleden plegen sabotage, verlenen hulp aan ondergedokenen, verzamelen inlichtingen voor de Britse spionage, helpen neergestorte vliegeniers of landgenoten van Joodse en/of Oost-Europese origine. Meestal wordt de kern van een verzetsgroep gevormd door een bestaand milieu: een beroepscontext of een vooroorlogse vereniging of sportclub. Een van de eerste verzetsverenigingen is de Witte Brigade, waarvoor de Antwerpse onderwijzer Marcel Louette zijn netwerk in de liberale jeugdbeweging activeert. Een van zijn contacten is Eduard Graré, voorzitter van de Liberale wijkbond in het Schipperskwartier, die sluikbladen verspreidt en als inlichtingsagent voor de Witte Brigade werkt. Het is een voorbeeld van een verzetsmilieu uit het Antwerpse liberale verenigingsleven. De Gentse Rijksuniversiteit en de Antwerpse balie bijvoorbeeld vormen andere bekende verzetsmilieus.13 De tragische levensloop van advocaat Frans De Hondt, oud-voorzitter van het LVSV en mede-oprichter van Neohumanisme, schetst het einde dat verzetslui riskeerden: De Hondt overlijdt na een lange lijdensweg in februari 1945 in het kamp Groß-Rosen, en is een van de vijftienduizend verzetsleden die hun moed betalen met hun leven. Ook Henri Story, de voorzitter van de Gentse Liberale Associatie, met een grote politieke toekomst in het verschiet, vindt in Groß-Rosen zijn einde. De Hondt en Story verdwijnen er samen met vele anderen in de donkere oorlogsnacht.
De Hondt heeft meegewerkt aan het sluikblad De Vrijheid. De Antwerpse dichter Herman van Snick, ook verbonden aan De Vrijheid, schrijft een in memoriam:
‘Ze konden geen bezetting dragen, en rezen tot hard Verzet / En hebben in de bangste dagen, de Vrijheid - met hun dood - gered.’14
Een verzetslid dat het kan navertellen is de latere minister Karel Poma: in 2010 publiceert hij in Student in het verzet zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog.