Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.

Belgische liberalen en de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog is een zware slag voor de liberale democratie, zoals die in de negentiende eeuw tot stand kwam. De gedachte om vrijheid door vrede te bewaken, wordt weggevaagd. Maar 'oorlog en liberalisme' gaat ook over de vraag: wat deden individuele burgers in oorlogstijd? Op welke manier heeft de liberale beweging zich tijdens de bezetting gedragen?

De jonge Jane Brigode (Collectie Library of Congress).

‘Niet alles was perfect toen de eerste vijandelijke bommen in de eerste morgenuren van 10 mei 1940 den brand ontstaken die drie jaar lang de wereld verwoestte’, schrijft Jane Brigode omstreeks 1943.1 Ze is voorzitter van de Liberale Partij gedurende de beloken oorlogsperiode. Ze leidt een clandestien studiecomité, dat het naoorlogse programma van de Liberale Partij voorbereidt. Op dat ogenblik is de oorlogsnacht nog donker, maar is er al hoop: de oorlogskansen zijn gekeerd, een Duitse nederlaag ligt in de verwachting, in het bezette land is een goed georganiseerd verzet aan het werk. Brigode noemt de belangrijkste opdracht van de partij: ‘de herwonnen vrijheid te bewaren’.

Keuzes en dilemma's

De oorlog heerst zonder onderscheid en treft ook de liberale beweging in het hart. De werking van de partij gaat ondergronds. Net als hun medeburgers lijden liberalen honger, sneuvelen ze, ervaren ze de schokgolven van geweld en vernieling; ze profiteren ook van de oorlog, ze treden toe tot het verzet of de collaboratie, ze maken keuzes in bezettingstijd. Van liberale cultuurinstellingen zoals het Willemsfonds wordt de werking belemmerd, en verschillende Willemsfondsers vinden de dood. De huiskrant van de beweging, Het Laatste Nieuws, wordt door de Duitse perscensuur ‘gestolen’ en helt over naar de nieuwe orde, met een collaborerende redactie. Zijn directeur-uitgever Julius Hoste verblijft in Londense ballingschap en kan pas na de Bevrijding de orde herstellen.2 

In mei 1940 nemen heel wat burgers de vlucht, al dan niet noodgedwongen. De tragiek van die meidagen wordt getoond in de agenda van Suzanne Hallet, die door huwelijk en afkomst behoort tot de elite van het Brusselse liberalisme:

Maar Suzanne Hallet kan nog terugkeren van Bordeaux naar Brussel. Voor het Vlaamse liberale kopstuk Arthur Vanderpoorten wordt de vlucht naar Frankrijk het begin van een lange lijdensweg, die eindigt in Bergen-Belsen. Zijn collega-minister, Paul-Emile Janson, de schoonvader van Hallet, weigert eveneens de regering-in-ballingschap te volgen naar Londen. Tussen november 1937 en mei 1938 was Janson nog eerste minister, de laatste liberale premier voor Guy Verhofstadt. Nu wordt hij opgepakt in het bezette Frankrijk, gedeporteerd en ondergebracht in het concentratiekamp van Buchenwald, waar hij in 1944 overlijdt. De Naamse liberaal François Bovesse, nog een liberale minister in het interbellum, kent een ander lot: hij wordt doodgeschoten door Rex.3

 

Het archief van Piet van Brabant bevat een unieke collectie foto's die de Duitse inval van mei en juni 1940 documenteren. Ze zijn gemaakt door een onbekende Duitser en volgen de opmars in België en Noord-Frankrijk gedurende de eerste weken van de oorlog.

Collaboratie en repressie

Er bestaat geen uitvoerige studie over het Belgische liberalisme tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar het is duidelijk dat het hard getroffen wordt door een oorlog waarvan de ideologische drijfveren wezenlijk antiliberaal zijn.4 Maar hoe de beweging op de oorlog reageert, is een vraag die nog niet helemaal beantwoord is. Wat betreft de twee uitersten - verzet en collaboratie - lijkt zich wel een patroon af te tekenen. Het liberale milieu stimuleert het verzet tegen de bezetter en remt de ideologische collaboratie met de nieuwe orde af. Al komt die wel voor bij sommige Vlaamsgezinde liberalen en in de uiterst rechtse vleugel van de partij (bijvoorbeeld Maurice Lippens).5 Economische collaboratie komt dan weer wel vaker voor: de patroons vormen immers de kern van het liberale kiespubliek.

Tijdens de Duitse bezetting wordt op economisch vlak ‘de weg van het minste kwaad’ gevolgd. De industrie wordt niet platgelegd en bedrijven kunnen blijven werken (met uitzondering van de wapenindustrie). In de praktijk levert de Belgische industrie een aanzienlijke oorlogsinspanning ten voordele van de bezetter. Tegenover die inspanning staan de voedselimporten, de bescherming van Belgische arbeiders voor deportatie en de gedachte dat het land geen economische woestenij mag worden. Om een naoorlogse economie die naam waardig te bezitten, moeten de bedrijven blijven draaien.6

Die houding maakt het niet gemakkelijk om na de oorlog economische collaboratie te bestraffen. Waar eindigt de ‘accommodatie’ en begint de collaboratie? Toch komt er een streng vervolgingsbeleid, dat zich vooral richt op de middelgrote en grote ondernemingen. De Liberale Partij levert de minister van Justitie - Adolphe Van Glabbeke - en is de harde aanpak van het gerecht genegen. Toch is er ook verdeeldheid binnen de partij. Een aantal liberale parlementsleden die actief zijn als ondernemer pleiten voor een milder vervolgingsbeleid. In het maatschappelijke domein eist het naoorlogse herstel geleidelijk de aandacht op, wat het thema van de repressie wat naar de achtergrond duwt. Dan zijn er de eerste naoorlogse verkiezingen van februari 1946: de liberalen verliezen zestien zetels, de helft van hun vooroorlogse potentieel. Partijvoorzitter Roger Motz analyseert de uitslag in het partijcomité. Het traditionele kiezerspubliek van de liberalen, de zelfstandigen en ondernemers, is weggevlucht omdat ze de partij associëren met een strenge aanpak van de economische collaboratie. Er rust verdenking op de traditionele liberale kiezer en de partij heeft die verdenking nog eens aangewakkerd, zegt de voorzitter. Dat is de oorzaak van de nederlaag.7

Misschien was de partij er ook te gerust op dat haar project van de vrijheid ‘vanzelf’ goed zou scoren na de gruwel van oorlog en bezetting. Ze verandert in ieder geval van koers en pleit na de verkiezingen voor een zachtere bestraffing van de collaboratie, waarmee ze aansluit bij de katholieke rechterzijde. Van Glabbeke zelf is minister-af. Maar in 1949 maakt hij een comeback in de eerste regering van ‘jeune premier’ Gaston Eyskens.

Menu van een banket georganiseerd door de Associatie ter ere van afscheidnemend voorzitter A.G. Poignard.

“Moet België zich laten opeten door den hond of door de kat?” (Vrij Limburg, 25 oktober 1936)

Reeds voor de Tweede Wereldoorlog waarschuwen vooraanstaande Belgische liberale figuren voor het gevaar dat uit het oosten dreigt. Deze dreiging zien zij steeds als tweeledig (bolsjewisme of fascisme). De Vlaamse liberale kopman Arthur Vanderpoorten vraagt er aandacht voor met de publicatie van een bijdrage in De Vlaamsche Gids eind jaren 1920 met als titel Is er nog plaats voor de Democratie tusschen Bolsjevisme en Fascisme? Na de machtsovername door de nazi’s in Duitsland wordt het thema nog actueler. Liberaal senator Fernand Demets verzet zich als lid van het Belgisch Olympisch Comité openlijk tegen de organisatie van de Olympische Zomerspelen in Berlijn. Andere Franstalige liberalen zoals minister Albert Devèze en partijvoorzitter Emile Coulonvaux (1937-1940) wijzen in de vooroorlogse jaren in hun column in Le Soir herhaaldelijk op het gevaar van zowel de Duitse nationaal-socialisten als de Sovjet-communisten. Victor de Laveleye voegt als liberale partijvoorzitter (1936-1937) de daad bij het woord. Hij viseert het communistische gevaar maar gaat vooral keihard in het verzet tegen Léon Degrelle en zijn partij. Onder de slogan ‘Ni Rex Ni Moscou’ mobiliseert hij de publieke opinie en slaagt er samen met andere democratische krachten in om de rexisten een halt toe te roepen (van 21 parlementszetels in 1936 naar 4 zetels in 1939). Op 10 mei 1940 maakt de Duitse inval duidelijk wie het grootste gevaar betekent.

Liberalen in het verzet

Een van de verklaringen voor de aanvankelijk harde opstelling van de liberalen, is het verzetsverleden van de partij, en het persoonlijke oorlogstrauma van partijkopstukken.10 Van Glabbeke zelf is actief geweest in het verzet en tweemaal aangehouden door de Duitsers. Omer Vanaudenhove, de latere partijvoorzitter, heeft als gevolg van verzetsactiviteiten bijna anderhalf jaar in concentratiekampen doorgebracht, en is pas in mei 1945 door de Russen bevrijd.11 Wie dergelijke ontberingen geleden heeft, heeft het moeilijk om ‘profiteurs’ van de oorlog zomaar te vergoelijken.

Het verzet - de weerstand tegen de Duitse bezetting - gebeurt clandestien, door middel van geheime organisaties en op risico van leven en dood.12 Verzetsleden plegen sabotage, verlenen hulp aan ondergedokenen, verzamelen inlichtingen voor de Britse spionage, helpen neergestorte vliegeniers of landgenoten van Joodse en/of Oost-Europese origine. Meestal wordt de kern van een verzetsgroep gevormd door een bestaand milieu: een beroepscontext of een vooroorlogse vereniging of sportclub. Een van de eerste verzetsverenigingen is de Witte Brigade, waarvoor de Antwerpse onderwijzer Marcel Louette zijn netwerk in de liberale jeugdbeweging activeert. Een van zijn contacten is Eduard Graré, voorzitter van de Liberale wijkbond in het Schipperskwartier, die sluikbladen verspreidt en als inlichtingsagent voor de Witte Brigade werkt. Het is een voorbeeld van een verzetsmilieu uit het Antwerpse liberale verenigingsleven. De Gentse Rijksuniversiteit en de Antwerpse balie bijvoorbeeld vormen andere bekende verzetsmilieus.13 De tragische levensloop van advocaat Frans De Hondt, oud-voorzitter van het LVSV en mede-oprichter van Neohumanisme, schetst het einde dat verzetslui riskeerden: De Hondt overlijdt na een lange lijdensweg in februari 1945 in het kamp Groß-Rosen, en is een van de vijftienduizend verzetsleden die hun moed betalen met hun leven. Ook Henri Story, de voorzitter van de Gentse Liberale Associatie, met een grote politieke toekomst in het verschiet, vindt in Groß-Rosen zijn einde. De Hondt en Story verdwijnen er samen met vele anderen in de donkere oorlogsnacht.

De Hondt heeft meegewerkt aan het sluikblad De Vrijheid. De Antwerpse dichter Herman van Snick, ook verbonden aan De Vrijheid, schrijft een in memoriam:

‘Ze konden geen bezetting dragen, en rezen tot hard Verzet / En hebben in de bangste dagen, de Vrijheid - met hun dood - gered.’14

Een verzetslid dat het kan navertellen is de latere minister Karel Poma: in 2010 publiceert hij in Student in het verzet zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog.

'Het einde der beproevingen'

Bij gebrek aan een omvattende verzetsgeschiedenis van België, is het niet mogelijk om het ‘liberale’ aandeel in het verzet volledig te kunnen waarderen. De verhalen van Louette, Graré, De Hondt, Story, Vanaudenhove en Vanderpoorten kunnen echter makkelijk vermenigvuldigd worden. De hypothese dat de ideologie van het liberalisme het verzet geïnspireerd heeft, lijkt door die verhalen bevestigd te worden.

Jane Brigode schrijft in 1943-1944 in haar programmaverklaring: ‘De Belgische Liberalen hebben het recht met fierheid te getuigen welke hunne verdiensten waren. Met duizenden hebben ze aan de overwinning der geallieerden medegewerkt. De bedrijgingen (sic), de wraaknemingen, de aanslagen hebben hen niet afgeschrikt. Tot het einde der beproevingen vervulden ze hun rol tussen de verkleefdste, eerlijkste en moedigste medeburgers.' Het zijn woorden geschreven toen de geallieerde overwinning in het bereik was en met het liberale verzetsaandeel voor ogen. Het zijn ook woorden die de harde opstelling van de partij tegenover de (economische) collaboratie verklaren.

Op 26 november 1944 houdt de partij voor het eerst sinds het uitbreken van de oorlog weer een meeting. Roger Motz wordt aangeduid als de nieuwe sterke man van de partij. De partijkopstukken buigen zich over de prangende actualiteit - de houding ten opzichte van de repressie en het opkomende communisme - en over de vernieuwing van de partij. Zowel bij denker als Walter Lippman (The Good Society, 1937) als bij de rapporten van de Britse econoom William Beveridge vindt de partij in de sociale welvaartsmaatschappij haar marsrichting.15 

Liberale wereldordening

Hoe was het mogelijk dat in Europa een vernietigingsoorlog was uitgebroken? Hoe had de liberale democratie kunnen uitmonden in de fascistische utopie van de nazistaat? Het zijn vragen die onmiddellijk na de oorlog gesteld worden en waarop de antwoorden uiteenlopend zijn. Ongetwijfeld was de politiek van appeasement en non-interventie te laks geweest; het idee van vrijheid door vrede, maakte weinig indruk op een fascistisch regime.16 Na de Tweede Wereldoorlog groeit de gedachte dat ook handhaving noodzakelijk is en worden de Verenigde Naties opgericht. Op ideologisch vlak blijft de spanning tussen totalitarisme en liberalisme intellectuelen boeien, en een herhaling van het feit dat het laatste tot het eerste zou leiden, is een omen dat in verschillende publicaties bezworen wordt.

Eén daarvan is de Road to Serfdom (1944) van de Oostenrijkse econoom Friederich Hayek.17 Dit boek, dat tot de invloedrijkste geschriften van het liberalisme behoort, onderbouwt de gedachte dat staatsinterventie de mogelijkheid van totalitarisme in zich draagt. Het een kan leiden tot het ander, als in een hellend vlak. In 1947 roept Hayek daarom in Mont Pèlerin (Zwitserland) een groep economen en politici samen, om na te denken hoe de markteconomie een wapen kan zijn om de menselijke vrijheid te vrijwaren tegenover collectivistische en totalitaire staatsideologieën. De Mont Pèlerin Society, opgericht door Hayek, geldt als een liberaal antwoord op de politieke en sociale processen die geleid hadden tot oorlog en nazisme. De vereniging komt nog altijd jaarlijks samen.

Ruben Mantels, Liberas, 2020.

Bronnen, noten en referenties

2. Ruben Mantels, '"Een journalist moet aan alles kunnen verzaken, behalve aan de vrijheid". De krant Het Laatste Nieuws tijdens de Tweede Wereldoorlog', in: ‘Waar de vrije meningsuiting ophoudt vrij te zijn’. Pers en censuur in de collectie van Liberas/Liberaal Archief (Gent: Liberas/Liberaal Archief, 2019) 17-36.

3. Francis Balace, 'De eenheid en de verdediging van het land: een liberale strijd op twee fronten', in: Hervé Hasquin en Adriaan Verhulst (red.), Het liberalisme in België. Tweehonderd jaar geschiedenis (Brussel:Delta, 1989) 254; Marcel Bots, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij (Gent: Liberaal Archief, 2012) 51.

4. Michael Howard, War and the liberal conscience (Londen: Maurice Temple Smith, 1978) 9-10 en 95-113.

6. Patrick Nefors, Industriële collaboratie in België. De galopindoctrine, de emissiebank en de Belgische industrie in de Tweede Wereldoorlog (Leuven: Van Halewijck, 2000) 260-272.

7. Laroy, 'De Belgische Liberale Partij', 20-21; Dirk Luyten, Burgers boven elke verdenking? Vervolging van de economische collaboratie in België na de Tweede Wereldoorlog (Brussel: VUBPress, 1996) 41, 106, 122-123, 245-250.

9. Nicole Lehoucq en Tony Valcke, De fonteinen van de Oranjeberg: politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu: deel 2: biografisch repertorium (Gent: Stichting Mens en Kultuur, 1997) 205.

10. Laroy, 'De Belgische Liberale Partij', 17 en Luyten, Burgers boven elke verdenking?, 106.

11. Luc Pareyn en Suzanne Vanaudenhove, eds. Omer Vanaudenhove, een bruggenbouwer (Gent: Liberaal Archief, 1996) 59-86, 135-140.

12. Nico Wouters en Bruno De Wever, ‘Waarom het verzet in bezet België meer aandacht verdient’, in: www.delagelanden.com, geraadpleegd op 2.12.2020; Ward Adriaens e.a., Liberalen in het verzet. Herinneringen (Gent: ASP/Liberaal Archief, 2016) 9-42.

13. Jan Verstraete, Rechtgeaard. Het tragische lot van negentien advocaten tijdens de Tweede Wereldoorlog (Antwerpen: Intersentia, 2020) 39-51.

14. Verstraete, Rechtgeaard, 50-51.

16. Howard, War and the liberal conscience, 112-113.

17. Helena Rosenblatt, The lost history of liberalism. From ancient Rome to the twenty-first century (Princeton: Princeton University Press, 2018) 268-269.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Ruben Mantels, "Belgische liberalen en de Tweede Wereldoorlog", Liberas Stories, laatst gewijzigd 03/06/2021.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op